Caroline Ansink Bulletin
nummer 3 jaargang 5 (2006)
Redactie: Simone Ansink, Agna Rudolph, Mariska Paalman en Ben Ansink
Agenda
Componistenportret over Caroline Ansink
15 april 2006 van 22.05-22.50 uur “Atelier neuer Musik” Deutschlandfunk
Twee dagen lang sprak Robert Nemecek in Amsterdam met Caroline en luisterde aansluitend nog dagen naar haar muziek. Gebundeld tot drie kwartier hoort u interview en veel muziekfragmenten (zie onder).
NI DIEU NI DIABLE (1995) van Caroline Ansink
Marion van den Akker (mezzosopraan), Rian de Waal (piano), Paul Lemaire (slagwerk)
20 mei 2006 16.00 uur in de Oude Dorpserk te Bunnik
Het Rhijnauwenfestival is dit jaar gecomprimeerd tot een concert, waar Marion van den Akker tijd vond iets uit Ni Dieu ni Diable te zingen. Gekozen is voor de gedeeltes die Jeanne d’Arc’s hartstochtelijke bewondering voor Gilles de Rais, bevelhebber van de koninklijke troepen, bejubelen. Zo wordt de motor en de brandstof voor haar heldendaden zuivere liefde!
Toelichting, teksten en vertalingen
Componistenportret
Los demas compañeros de la celda estan dormidos 1987
Marjan Boonen, mezzo-sopraan en Wilco Jordens, piano
Los demas compañeros de la celda estan dormidos
Tu entras a la única habitación de la casa
y no pones la luz
para no despertar a los niños.
Te sacas la ropa en la oscuridad
y extiendes la mano bajo la frazada
hasta sentir el cuerpo tibio y dormido de la más pequeña,
la que yo no conozco,
la que nació despues.
Te quedas asi, desnuda,
sin meterte en la cama,
con los ojos abiertos
casi tocando la respiración de nuestros hijos.
Mañana tendrás que ir al juzgado
y te diran que no,
mañana tendras que buscar trabajo,
mañan tendras que pedir fiado,
y siempre que no, que no,
que vuelvas mañana,
pero calladitos, no vamos a llorar
- no tengas miedo puedes hacerlo todo el mundo duerme -
porque la oscuridad está llena de niños.
De andere kameraden in de cel zijn al gaan slapen
Je treedt binnen in het enige slaapvertrek van ons huis
en maakt geen licht
om de kinderen niet te wekken.
Je kleedt je uit in het donker
en strekt je hand uit onder de deken
tot je het warme slapende lichaam voelt van de kleinste,
die ik niet ken,
die later is geboren.
Zo lig je, naakt,
zonder in bed te gaan,
met open ogen,
je kunt de ademhaling van onze kinderen haast aanraken.
Morgen moet je naar het gerechtshof
en ze zullen je zeggen van niet,
morgen moet je werk zoeken,
morgen moet je vertrouwen,
en altijd van niet, van niet,
morgen terugkomen,
maar rustig, nou niet huilen
- wees niet bang, je kunt het redden, de hele wereld slaapt -
want het donker is vol met kinderen.
Wasser on Lsjun: Saml mich ajn & Epitaph 1995
Jard van Nes, mezzosopraan en Gérard van Blerk, piano
UA Concertgebouw Amsterdam, 5 maart 1996
Saml mich ajn
Saml mich ajn, saml mich ajn
Wi me samlt ajn twua
Ich darf sjojn nit wacksen
Der regen is dajner
Ich bin sjoin adurch majne sjlacksen
Snajd gich, bind gicher
Oider’s fersnajd mich den harpsticke wicher
Saml mich ajn, saml mich ajn
Wi me samlt ajn twua
Oogst me
oogst me, zoals men graan oogst
ik mag niet meer groeien
de regen is niet meer aan mij besteed
ik ben niet vruchtbaar meer
snijd snel, bind sneller,
of de herfstwind gaat met me op de loop
oogst me, zoals men graan oogst.
Epitaf
Dertsel es im, si hot fargewen gekont
sich nicht ir trojerik gemit
Is si gegangen durchn leben
mit sich antsjuldikende trit
Dertsel az si hot bizzen tojt
Gesjitst getroj mit hojle hent
Dos Fajer wos is ir gewen fartrojt
un im ajenem fajer gebrent
Dertsel es im in ibermut
hot si mit got sich sjwer gewert
Wi tif gesungen hot das blut
wi tswergen hobn si tsesjtert
Grafschrift
Stel, dat ze zich haar slechte humeur
niet heeft kunnen vergeven
Is ze door het leven gegaan
met zich verontschuldigende tred
Stel dat ze tot haar dood
het vuur dat haar toevertrouwd is
met sterke hand heeft beschermd
en in haar eigen vuur is verbrand
Stel dat ze in overmoed
zware strijd met God geleverd heeft
Hoe diep heeft haar bloed gezongen,
maar hoe hebben dwergen haar kapot gekregen
Stylish Struggle 1985
Abbie de Quant, fluit, Istvan Parkanyi, viool, Matthias Maurer, altviool, Jean Decroos, cello en Stefica Zuzek, harp
3de uitvoering, Concertgebouw Amsterdam, 4 dec 1988
Night and Day 1988
Balletorkest onder leiding van Ronald Zolmann
Amsterdam, november 1988
Brezze 1992
Bingham Stringquartett
Chard, Sommerset, mei 1992
Over the Moon 1997
Liesbeth Hoppen, clavecymbel
IJsbreker, Amsterdam, 3 maart 1998
Ni Dieu Ni Diable (Fragments) 1995
Et voilà que cet homme – Nous avons passé tant de nuits – La Défaite à Paris – Je t’ai aimé, Gilles, comme peu de femmes ont l’audace d’aimer – Prisionnière – La Décision
Marion van den Akker, mezzosopraan, Paul Lemaire, slagwerk en René Eckhardt, piano
Concertgebouw, Amsterdam, 4 october 1997
Ni Dieu Ni Diable (over het leven van Jeanne d’Arc) werd geschreven op tekstfragmenten uit de roman <Jehanne> van Violaine Bérot in het kader van het Heidemij-stipendium 1995.
À la mémoire de mon ami-grand-frère Jürgen Pilz (8 Mars 1949 - 10 Mars 1995), qui a décidé ainsi.
Ni Dieu Ni Diable is een monoloog in twintigste eeuwse interpretatie, die, door mogelijke persoonlijke motieven achter de historische feiten te belichten, Jeanne d’Arc als mens tot leven roept.
tekst: fragmenten uit de roman Jehanne van Violaine Bérot, samengesteld en vertaald door de componist, met dank aan Ben Ansink
IVAu Chateau Chinon
Et voilà que mes yeux s'égarent,
qu'ils font le tour du petit roi,
s'écartent dangereusement de lui,
et, comme aimantés,
s'accrochent au corps de cet homme
un peu en retrait des autres,
cet homme très grand,
cet homme qui les attire, les brûle,
leur fait oublier le moment et le lieu,
cet homme, dont ils vont dans un instant
découvrir le visage
cet homme, ils le savent déjà,
duquels ils auront tant de mal à se détacher.
J'ai peur du feu!
“Jehanne!”
La voix m'est tombée desus comme une pierre
je m'imagine serrée tout contre son corps,
qui s'enroulerait autour de moi,
ma carapace!
“Jehanne, je voulais te souhaiter la bienvenue sur mes terres.”
[In Chateau Chinon
Zondag 6 Maart 1429
De koning spreekt tegen me. Hij praat heel zachtjes. Ik hoor haast niet wat hij zegt. Gewoonlijk, als men zich tot mij richt, kijk ik de mensen in hun ogen, en de mensen, zij ook, kijken mij aan. Hij niet.
En vandaar, dat mijn ogen afdwalen, dat ze een rondje om de koning maken, zich gevaarlijk van hem verwijderen en, als gemagnetiseerd, zich vastklampen aan het lichaam van die man, een beetje teruggetrokken achter de anderen, die heel grote man, die man die ze aantrekt, ze brandt, ze tijd en plaats doet vergeten, die man wiens gezicht ze zo gaan ontdekken, die man - ze weten het al - van wie ze zich met zoveel moeite zullen kunnen losmaken.
Ik ben bang voor vuur!
“Jehanne!”
De stem valt op me als een steen. Ik stel me voor dat ik me tegen zijn lichaam aandruk en hij zich om me heen rolt. Mijn schild.
“Jehanne, ik wilde je welkom heten op mijn land.”]
V De Chinon à Orléans
Nous avons passé tant de nuits côte à côte, Gilles,
pourtant, jamais, pas une fois, nous avons dormis
toute une nuit seuls ensemble.
Au lieu de ça, tu m'as expliqué:
"Dieu m'a mis sur ta route pour éprouver ton amour pour lui.
Je ne suis pas fier d'être celui qui te barre la route vers le Seigneur.
Et pourtant si heureux, si douloureusement heureux"
Toutes mes batailles, Gilles, toutes mes batailles je les ai fait pour toi,
pour être près de toi, pour que tu me remarques, pour te faire frémir,
pour que tu m'admires ou pour que je meure, je ne sais plus très bien,
mais toujours pour toi.
Je suis sûre aujourd'hui
que si tu n'aurais pas été auprès de moi,
j'aurais fait demi tour à Orléans,
que tout se serait arrêté là.
[Van Chinon naar Orléans
Dinsdag 5 April - Zondag 8 Mei 1429
We hebben zoveel nachten zij aan zij doorgebracht, Gilles. Maar toch, nooit, niet één keer hebben we een hele nacht alleen met ons tweeën geslapen. In plaats daarvan heb je me uitgelegd:
“God heeft me op je pad gebracht om jouw liefde voor hèm te bewijzen. Ik ben niet trots, dat ik degene ben die je de weg naar God blokkeert. En toch zo gelukkig, zo smartelijk gelukkig.”
Al mijn veldslagen, Gilles, al mijn veldslagen heb ik voor jou gedaan. Om bij jou te zijn, zodat ik je zou opvallen, om je te laten sidderen, zodat je me zou bewonderen, of zodat ik zou sterven - dat weet ik niet meer zo goed - maar altijd voor jou. Ik weet nu zeker, dat als jij niet bij me was geweest ik bij Orléans was omgekeerd, dat alles daar afgelopen zou zijn geweest.]
VII
La Défaite à Paris
[Mardi 8 Septembre 1429]
Nous allions prendre Paris.
C'est lui qui à tout arrêté.
Il le fait exprès.
Il est le roi, il a tout pouvoir.
Il ne pense plus qu'à ça: me détruire,
m'enlever cette gloire qui m'auréole,
me dénigrer aux yeux du peuple,
me donner à l'ennemi.
Nous avons abandonné Paris.
C'est ma première défaite.
Je me sens si fatiguée,
si prête déjà à accepter la mort,
la mort suicide,
sans savoir alors,
qu'il me faudra l'attendre encore de longs mois,
la mériter.
Ils vont bientôt partir.
Tous.
Gilles avec les autres.
Gilles à la tête des autres.
À quoi me sert de vivre?
Je t'ai aimé, Gilles,
comme peu de femmes ont l'audace d'aimer.
Je t'aurais suivi avec le même aveuglement
dans le bien et dans le mal.
[De Nederlaag in Parijs
Dinsdag 8 September 1429
We gingen Parijs innemen. Hij is het, die alles gestopt heeft. Hij is de koning, hij heeft alle macht. Hij denkt alleen nog maar daaraan: me vernietigen. Me de roem afnemen, die rondom me straalt, me vernederen in de ogen van het volk, me aan de vijand geven. We hebben Parijs verlaten. Het is mijn eerste nederlaag. Ik voel me zo moe ... Zo bereid al om de dood te accepteren, de zelfdoding, zonder te weten, dat ik nog heel lang zou moeten wachten, hem verdienen.
Ze gaan zo weg. allemaal. Gilles met de anderen. Gilles aan het hoofd van de anderen. Waar dient mijn leven nog voor?
Ik heb van je gehouden, Gilles, zoals maar weinig vrouwen de moed hebben om lief te hebben. Ik had je gevolgd met dezelfde blindheid in het goede als in het kwade.]
VIII
Prisionnière
[Mardi 23 Mars 1430 - Lundi 28 Mai 1431)
Prisionnière pour la première fois.
Enfermée, cloîtrée.
Moi, la si remuante.
Cinq mois.
Cinq mois à tergiverser
à essayer de me vendre au plus offrant
à rien me dire
à me regarder comme une bête curieuse
comme une erreur.
Chaque jour les mêmes questions
et parfois des nouvelles
plus incongrues les unes que les autres.
J'ai le corps comme une épave.
Je ne me reconnais plus.
Mes cuisses sont toutes maigres,
sans plus aucune muscle.
Je sens sous mes doigts mon visage qui se creuse,
mais joues qui disparaissent.
Je n'ai plus mes règles.
Je ne suis plus une femme,
juste un fantôme..
Je me suis senti si belle, Gilles,
tout le temps ou tu me regardais
de tes yeux de fou
lumineuse, rayonnante.
Quand on m'a séparée de toi,
peu à peu j'ai perdu cette lumière
qui m'auréolait.
J'ai vu dans les yeux de Jean
mon visage se transformer s'user.
Je crois très fort, que l'amour violent rend beau.
Qu'il a la capacité merveilleuse
de transformer l'apparence d'un être
Je suis persuadée, Gilles,
que si je te croisais au jour d'hui,
si je sentais tes yeux brûlants sur moi
immédiatement je redeviendrais belle.
J'en suis persuadée, Gilles.
Des jours et des jours de procès.
Des questions.
Des semblants de réponses.
“Pourquoi es-tu habillée en homme?”
Avez vous essayé de combattre en jupe?
“C'est le Diable qui te commande de t'habiller ainsi!”
Pas le Diable, la guerre.
“Alors pourquoi ici, en prison, continues-tu à t'habiller ainsi?”
Parce-que vous ne m'avez jamais fourni d'autres vêtements!
“Si nous te donnons des habits de femme, les porterais-tu?”
Oui.
Je suis fatigué.
Je voudrais qu'ils en finissent, qu'ils me laissent en paix.
J'ai tant besoin de calme.
[Gevangene
Dinsdag 23 Maart 1430 - Maandag 28 Mei 1431
Gevangene. Voor de eerste keer opgesloten. Ik, de zo beweeglijke...
Vijf maanden. Vijf maanden geaarzel. Pogingen om me aan de hoogste bieder te verkopen. Me niets zeggen. Me bekijken als een zonderling dier. Als een vergissing.
Iedere dag dezelfde vragen. En soms nieuwe, de ene nog onbetamelijker dan de andere.
Mijn lichaam is een wrak. Ik herken mezelf niet meer. Mijn dijen zijn helemaal mager, zonder nog één spiertje. Ik voel onder mijn vingers, hoe mijn gezicht uitholt, hoe mijn wangen verdwijnen. Mijn stonden blijven uit. Ik ben geen vrouw meer, alleen nog een spook.
Ik heb me zo mooi gevoeld, Gilles, al die tijd dat jij naar me keek met je gekkenogen. Lichtgevend. Stralend.
Toen ze me bij jou hebben weggehaald, heb ik langzamerhand dat licht dat me omstraalde verloren. Ik heb in de ogen van Jean gezien hoe mijn gezicht vervormde, verbruikt raakte.
Ik geloof heel sterk, dat heftige liefde mooi maakt. Dat die de wonderbaarlijke eigenschap heeft om de verschijning van een wezen te veranderen. Ik ben ervan overtuigd, Gilles, dat als ik je vandaag tegenkwam, als ik je ogen op me voelde branden, ik onmiddellijk weer mooi zou worden. Daarvan ben ik overtuigd.
Dagen en dagen procederen. Vragen. De schijn van antwoorden.
“Waarom draag je mannenkleren?”
Hebt u wel eens geprobeerd te strijden met een rok aan?
“Het is de duivel die je beveelt je zo te kleden!”
Niet de duivel, de oorlog.
“Maar waarom ga je dan hier, in de gevangenis, door met je zo te kleden?”
Omdat jullie me nooit andere kleren hebben bezorgd!
“Als we je vrouwenkleren zouden geven, zou je die dan dragen?”
Ja
Ik ben moe. Ik wou, dat ze er mee ophielden. Dat ze me met rust lieten. Ik heb zo’n behoefte aan rust.]
IX
La Décision
[Mercredi 30 Mai 1431]
Il ne faut plus trembler
Plus avoir peur
marcher vers eux, mes juges,
droite, fière.
À la limite de l'arrogance.
Surtout ne pas paniquer.
Ne jamais oublier je suis Jehanne.
J'ai remis mes habits d'homme
parce que moi seule ai décidé
qu'il est temps d'arrêter mon histoire.
Moi seule. Pas eux.
Voilà qu'ils découvrent qu'ils ont enfin entre leurs mains
une raison pour me faire mourir
et que cette raison déjà leur fait honte,
leur parait infime misérable
cette si mauvaise raison:
m'être habillée en homme.
Ils m'ont reconduite à ma cellule.
Dans peu de temps je serai morte.
Qu'il est reposant de se laisser finir de vivre.
Il fait si doux pour mon dernier matin.
Je me sens légère. Presqueheureuse.
Peut-être même suis-je belle.
[Ik hoef niet meer te sidderen. Niet meer bang te zijn. Lopen naar hun, mijn rechters, recht, trots. Op de rand van de aanmatiging. Vooral niet in paniek raken.
Nooit vergeten: ik ben Jehanne, ik heb mijn mannenkleren weer aangetrokken, omdat ik alleen heb besloten, dat het tijd is mijn geschiedenis te beëindigen. Ik alleen, niet zij.
Daar ontdekken ze dan, dat ze eindelijk een reden hebben om me te laten sterven; en die reden -reeds - beschaamt hen, komt hen laag voor, armzalig. Die slechte reden: gekleed te zijn als man.
Ze hebben me naar mijn cel teruggebracht.
Nog even en ik zal dood zijn.
Wat is het rustgevend zich het leven te laten beëindigen.
Het weer is zacht op mijn laatste ochtend.
Ik voel me licht. Bijna gelukkig.
Misschien ben ik zelfs wel mooi.]
Groots en Meeslepend: Deel II Heerser 2005
VU-koor en –orkest onder leiding van Boudewijn Jansen
Aula van de Vrije Universiteit, Amsterdam, 14 november 2005
Groots en meeslepend wil ik leven!
Hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!
‘ga dan niet ver van huis,
en weer vooral ook het gespuis van vrouwen
buiten uw hart, weer het al uit uw kamer;
laat alles wat tot u komt
onder grote en oorlogszuchtige namen
buiten uw raam in de regen staan:
het is slecht te vertrouwen en niets gedaan.
Alleen het geruis
Van uw bloed en van uw hart het gehamer
Vervulle uw lichaam, verstaat ge, uw leven, uw kluis.
Zwicht nooit voor lippen:
Samenzijn is een leugen en alle kussen verraad;
Alleen een hart dat tegen eigen ribben slaat
Is een zuiver hart op een zuivere maat.
Zie naar mijzelf.
Ik heb in mijn jeugd
Mijn leven verslingerd aan duizend dingen
Van felle en vurige namen, oproeren, liefdes
En wat is het alles tezamen nu nog geweest?
Over hoeveel zal ik mij niet blijven schamen
En hoeveel is er dat misschien nooit geneest?’
De jongen kijkt door de geopende ramen
Waarlangs de wereld slaat; zonder zich te beraden
Stapt hij de deur uit, helder en zonder vrees.
(Heerser 10)
Hij schreed
en ruimte was hem soepel kleed
aan ’t koele lijf.
de gladde luchten spatten uit elkander
en rode sterren walmden ål hun wonder
in wankelenden nacht.
hij schreed
en ruimte brak aan zijn metalen tred
en lucht verkromp voor zijn doorzengden zucht.
leven was enkle vlokken violette geur.
hij at
en aarde trok haar gillende spiralen
door schrompelenden nacht:
hij had geproefd.
hij stond,
atoom en kosmos beide,
en heersend was in ertsen greep
over den werveldans der elementen
d’ivoren glimlach van den stillen knaap.
Colofon.
Het bulletin houdt u op de hoogte van het werk van componist Caroline Ansink.
Wilt u dit Bulletin doorsturen naar een vriend(in), kennis of collega? Graag!
Iedereen kan zich op dit Bulletin abonneren door een e-mail te sturen (wij verstrekken uw gegevens niet aan derden) naar info@ansink-composer.com .
Dit Bulletin mag u in zijn geheel of in gedeeltes overnemen en publiceren. Graag wel vermelding van www.ansink-composer.com
Mocht u geen interesse meer in dit bulletin hebben, stuurt u dan een e-mail naar info@ansink-composer.com of een briefje naar Postbus 3437, 1001 AD Amsterdam met vermelding: stop abonnement.